Meer informatie over de wet-en regelgeving met betrekking tot de neonatale hielprikscreening.
Wet- en regelgeving
Alle voor de gezondheidszorg geldende wetten zoals de WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst ), de Wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg ) en de AVG (Algemene verordening gegevensbescherming ) zijn ook van toepassing op de neonatale hielprikscreening. De neonatale hielprikscreening is geen vergunningsplichtig onderzoek in de zin van de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO (Wet op het Bevolkingsonderzoek )). De uitvoering van de neonatale hielprikscreening wordt beschreven in de Wet Publieke Gezondheid
De hielprikscreening wordt uitgevoerd onder regionale verantwoordelijkheid van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-DVP (Dienst Vaccinvoorziening & Preventieprogramma’s ).
De medisch adviseur van het RIVM-DVP geeft de opdracht voor het afnemen van de hielprik aan een JGZ (Jeugdgezondheidszorg )-organisatie. In de overeenkomst tussen het RIVM-DVP en een JGZ-organisatie is opgenomen dat de JGZ-organisatie de hielprik alleen door een daartoe geautoriseerde screener laat afnemen.
Voor het afnemen van de hielprik wordt met (de ouder van) de pasgeborene een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten in de zin van artikel 7:446 Burgerlijk Wetboek. Het uitvoeren van de screening dient om de gezondheidstoestand van de pasgeborene te beoordelen en is te kwalificeren als handeling op het gebied van de geneeskunst zoals omschreven in artikel 7:446 tweede lid BW.
Het RIVM (de medisch adviseur in dienst van het RIVM) kwalificeert op grond van dit artikel als hulpverlener en geeft aan de hielprikscreener de opdracht tot het afnemen van de hielprik.
Het afnemen van de hielprik is conform de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) een voorbehouden handeling. Dit zijn medische handelingen die onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van een patiënt met zich meebrengen als ze door een ondeskundige worden uitgevoerd. Wie deze handelingen mogen uitvoeren, staat in de wet.
De wet maakt onderscheid tussen zorgverleners die zelfstandig bevoegd zijn en zorgverleners die niet zelfstandig bevoegd zijn om voorbehouden handelingen uit te voeren. De wet geeft per voorbehouden handeling aan welke zorgverleners zelfstandig bevoegd zijn. Niet zelfstandig bevoegde zorgverleners kunnen onder voorwaarden in opdracht van een zorgverlener die wel zelfstandig bevoegd is voorbehouden handelingen uitvoeren.
De medisch adviseur is als hulpverlener op grond van 7:454 Burgerlijk Wetboek verplicht een medisch dossier bij te houden. Voor de neonatale hielprikscreening gebeurt dat in het systeem Praeventis.
Indien een afwijkende uitslag van de hielprikscreening aanleiding geeft het kind te verwijzen naar een kinderarts, informeert de medisch adviseur de huisarts van het betreffende kind.
De huisarts verwijst het kind formeel naar de behandelend kinderarts en de medisch adviseur van het RIVM verstrekt de benodigde gegevens (zoals de hielprikuitslag) aan de kinderarts. De gegevensverstrekking aan de behandelend kinderarts is geregeld in artikel 12a tweede lid van de Wet publieke gezondheid
Zie voor de overige relevante wet- en regelgeving het beleidskader pre- en neonatale screeningen.