Uitvoering tweede hielprik (THP (Tweede Hielprik ))
Er zijn vier ziekten in de hielprikscreening waarbij sprake kan zijn van een niet-conclusieve uitslag, namelijk CH, SMA, OCTN2 en SCID.
Bij een niet-conclusieve uitslag is er sprake van een nog niet te interpreteren laboratoriumbevinding, naar aanleiding waarvan een tweede hielprik wordt aangevraagd. Een tweede hielprik geeft meer duidelijkheid of er sprake is van een vermoeden op een aandoening, of dat de licht afwijkende bevinding van de eerste hielprik te maken heeft met andere factoren, zoals een vroege hielprikafname, stress of vroeggeboorte van het kind.
Een tweede hielprik voor CH (congenitale hypothyreoïdie ), SMA (spinale musculaire atrofie ) en OCTN2 (Carnitine Transporter ) wordt zo snel mogelijk na het bekend worden van de niet-conclusieve uitslag afgenomen.
Een tweede hielprik voor SCID (Severe combined immunodeficiency ) wordt minimaal een week na het bekend worden van de niet-conclusieve uitslag afgenomen. Het moment is afhankelijk van de zwangerschapsduur; bij prematuur geboren kinderen wordt de tweede hielprik voor SCID pas afgenomen op het moment dat de zwangerschapsduur 36 weken en 1 dag zou zijn.
Indien de bevinding bij deze tweede hielprik afwijkend of weer niet-conclusief is, wordt het kind verwezen naar een (gespecialiseerde) kinderarts.
Bij een goede uitslag krijgen ouders twee weken na de tweede hielprik van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) een brief met de goede uitslag.
- De screener verricht een tweede hielprik bij voorkeur op de dag van de hielprikopdracht, tenzij dat niet mogelijk is. In dat geval wordt de hielprik uiterlijk een werkdag later afgenomen.
- Een tweede hielprik voor SCID (Severe combined immunodeficiency ) wordt minimaal een week na het bekend worden van de niet-conclusieve uitslag afgenomen. Het moment is afhankelijk van de zwangerschapsduur; bij prematuur geboren kinderen wordt de tweede hielprik voor SCID pas afgenomen op het moment dat de zwangerschapsduur 36 weken en 1 dag zou zijn.
- Deze informatie ontvangt de screener in de hielprikopdracht van RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-DVP (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s ).
- Zie ook het document afkapgrenzen en beslissingscriteria neonatale screening.