Deze pagina geeft informatie over de registratie bij de uitvoering van de hielprik.

Voor gedetailleerde instructies per invulveld, bekijk de Invulhulp hielprikkaart.

Hebben de ouders toestemming geven voor het uitvoeren van de hielprik? 

Dan vult de screener samen met ouders de hielprikkaart met een zwarte balpen (geen blauw en geen potlood) volledig en leesbaar in.

  • Hielprikkaarten mogen niet van tevoren (gedeeltelijk) ingevuld worden, omdat het risico van verwisseling van kaarten te groot is.
  • De twee delen van de hielprikkaart mogen niet door de screener van elkaar worden gescheiden.
  • De filtreerpapierstrook mag niet met de handen worden aangeraakt.
  • De achterzijde van de hielprikkaart mag niet worden beschreven.

Invulhulp

De Invulhulp hielprikkaart beschrijft per invulveld wat er op de kaart ingevuld moet worden, en waarom.

Hieronder worden enkele onderwerpen verder toegelicht.

Bloed(wissel)transfusie

  • De screener vraagt bij het invullen van de hielprikkaart aan de ouder of bij het kind een bloed(wissel)transfusie heeft plaatsgevonden.
  • Is er vóór de hielprik geen bloedproduct toegediend? Dan kruist de screener “nee” aan.
  • Is er vóór de hielprik wél een bloedproduct toegediend? Dan kruist de screener (in het ziekenhuis) “ja” aan. De screener noteert ook de datum en het eindtijdstip van de laatste transfusie.
  • De screener (in het ziekenhuis) kruist bij “ja” ook het soort toegediend bloedproduct aan: erytrocyten, plasma of trombocyten.

Indien een pasgeborene een bloed(wissel)transfusie heeft gehad, dan moet minimaal 24 uur gewacht worden voordat de hielprik kan worden afgenomen. Is er toch een hielprik afgenomen binnen 24 uur na een bloed(wissel) transfusie? Dan moet een herhaalde eerste hielprik worden afgenomen 24 uur na het einde van de laatste bloedtransfusie. Het ziekenhuis ontvangt hiervoor een hielprikopdracht van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).
Let op: Wanneer er een bloedtransfusie is toegediend met erytrocyten (rode bloedcellen), dan moet in de meeste gevallen na 3 maanden een herhaalde eerste hielprik voor hemoglobinopathie (HbP Sikkelcelziekte (Sikkelcelziekte )) afgenomen worden. Dit staat dan vermeld in de hielprikopdracht van het RIVM-DVP Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s ).

Informatie over dragerschap van sikkelcelziekte

De screener vraagt aan de ouder of die het wil weten als het kind drager blijkt te zijn van sikkelcelziekte. 
Informatie over dragerschap van sikkelcelziekte. 
De screener registreert de keuze van de ouder (ja/nee) op de hielprikkaart. 

Bewaren en gebruiken van overgebleven hielprikbloed en hielprikgegevens voor wetenschappelijk onderzoek

De screener vraagt ook aan de ouder of die toestemming geeft voor het vijf jaar lang bewaren en gebruiken van hielprikgegevens en overgebleven bloed voor onderzoek om de hielprikscreening te verbeteren. 
Informatiekaart Toestemming wetenschappelijk onderzoek hielprikscreening. 
De screener registreert de keuze van de ouder (ja/nee) op de hielprikkaart.

Registratie bij weigering

Weigeren de ouders de hielprik? Of weigeren ze de registratie van gegevens? Kijk op de pagina Registratie bij weigering.