U vindt hier informatie over welke kinderen in aanmerking komen voor de neonatale hielprikscreening en welke situaties zich kunnen voordoen waardoor er vragen rijzen over de uitvoering van de hielprik.

Leeftijd deelname hielprikscreening

De meeste kinderen krijgen de hielprik in de eerste week na de geboorte. Wanneer zij pas na de eerste week in Nederland komen wonen, dan komen deze kinderen tot de leeftijd van 6 maanden in aanmerking voor de screening. Als een vervolghielprik nodig is dan kan de hielprikscreening na de leeftijd van 6 maanden afgemaakt worden. 

Let op! Voor alle aandoeningen geldt dat de afkapgrenzen gebaseerd zijn op een hielprikafname binnen 168 uur na de geboorte. Uitslagen van hielprikken die later dan 168 uur na de geboorte zijn afgenomen, kunnen daardoor minder betrouwbaar zijn.

Bijzondere situaties:

Overzichtstabel

Deze tabel beschrijft op basis van welke mogelijke situaties kinderen in aanmerking komen voor de hielprik.

Woon- of verblijfplaats kind

Aangemeld bij RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-DVP Dienst Vaccinvoorziening & Preventieprogramma’s (Dienst Vaccinvoorziening & Preventieprogramma’s) via

Toelichting

Nederland

BRP Basis Registratie Personen (Basis Registratie Personen), na geboorteaangifte

 

Nederland 

Verloskundig zorgverleners (administratief geboortebericht)

 

Nederland

BRP, na immigratie of adoptie

Aan kinderen wordt tot de leeftijd van 6 maanden de hielprik aangeboden, ook wanneer in het buitenland een hielprikscreening heeft plaatsgevonden. De reden hiervan is dat er verschillen bestaan tussen de aandoeningen waarop in de verschillende landen wordt gescreend. Het is ondoenlijk deze verschillen up to date te houden. Het is aan de ouders of ze van de hielprikscreening in Nederland gebruik willen maken.

Nederland, na verblijf in het buitenland BRP Aan kinderen wordt tot de leeftijd van 6 maanden de hielprik aangeboden, ook wanneer in het buitenland een hielprikscreening heeft plaatsgevonden. De reden hiervan is dat er verschillen bestaan tussen de aandoeningen waarop in de verschillende landen wordt gescreend. Het is ondoenlijk deze verschillen up to date te houden. Het is aan de ouders of ze van de hielprikscreening in Nederland gebruik willen maken.

Nederland

Andere bron, bijvoorbeeld het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers)

 

Caribisch Nederland 
(Bonaire, St. Eustatius en Saba)

-

De hielprikscreening wordt aangeboden sinds 1 januari 2016 conform het Besluit zorgverzekering BES in verband met het zorgpakket BES 2015.

Wonend in het buitenland

-

Alleen kinderen van Nederlandse ouders waarbij de ouders zelf een verzoek moeten indienen. Ouders en/of hun huisarts in Nederland kunnen hiervoor contact opnemen met het RIVM-DVP-regiokantoor West. 

Afkomstig uit het buitenland 

Ouders van kinderen die naar Nederland zijn gekomen krijgen de hielprikscreening aangeboden, ook als in het buitenland de hielprik al is uitgevoerd.

Aan kinderen wordt tot de leeftijd van 6 maanden de hielprik aangeboden, ook wanneer in het buitenland een hielprikscreening heeft plaatsgevonden. De reden hiervan is dat er verschillen bestaan tussen de aandoeningen waarop in de verschillende landen wordt gescreend. Het is ondoenlijk deze verschillen up to date te houden. Het is aan de ouders of ze van de hielprikscreening in Nederland gebruik willen maken.

 

Ontvangst van geboortemutaties

De RIVM-DVP-regiokantoren ontvangen van de gemeenten waar de moeder woont dagelijks geboorteopgaven via het BRP-netwerk met vermelding van persoonsgegevens. Bij bovenregionale geboorten (zie hieronder), bieden sommige gemeenten een extra service door deze geboorten schriftelijk te melden bij het RIVM-DVP-regiokantoor behorend bij de geboortegemeente. Deze meldt de geboorte dan aan het RIVM-DVP-regiokantoor behorend bij de woonplaats van de moeder.

Geboorteplaats ressorteert onder ander RIVM-DVP-regiokantoor

Als de geboorteplaats niet gelijk is aan de woonplaats van de moeder (‘toevallige geboorte’) worden de gegevens van het kind door de gemeente van geboorte, binnen 2 x 24 uur, doorgegeven aan de woongemeente van de moeder, alwaar zij ingevoerd worden in het BRP. 
De laboratoria sturen de screeningsresultaten en het witte velletje persoonsgegevens van kinderen waarvan de woongemeente van de moeder in de regio van een ander RIVM-DVP-regiokantoor ligt, direct door aan het juiste RIVM-DVP-regiokantoor. In die gevallen waarbij een RIVM-DVP-regiokantoor toch laboratoriumresultaten ontvangt van kinderen waarvan de woongemeente van de moeder in een ander RIVM-DVP-regiokantoor ligt, stuurt het RIVM-DVP-regiokantoor de resultaten door naar het juiste RIVM-DVP-regiokantoor. Voor de verslaglegging voor de jaarlijkse monitor wordt het kind bij het RIVM-DVP-regiokantoor gerekend waartoe de woonplaats van de moeder behoort.

Onvindbare kinderen

Indien een kind niet op het uit de BRP verkregen adres wordt aangetroffen, dan laat de screener op dit adres een brief of kaartje met de contactgegevens van de eigen organisatie achter, inclusief de folder “Hielprik en gehoortest bij pasgeborenen”. De screener legt daarna minimaal een tweede bezoek aan dit adres af, op een andere dag.
Soms is bij de screeningsorganisatie bekend op welk adres het kind kort na de geboorte wel verblijft. De screener wordt dan verzocht om op dit niet-BRP-adres de hielprik af te nemen. Graag wordt het RIVM-DVP-regiokantoor hierover geïnformeerd. De screener vermeldt dan het andere, niet-BRP-adres in het opmerkingenveld van de hielprikkaart.
Blijft het kind onvindbaar? Dan vult de screener de naw-gegevens van het kind in op de hielprikkaart, en verstuurt de kaart naar het screeningslaboratorium. Dit is nodig voor de juiste registratie en de financiële afhandeling bij het RIVM-DVP. In het opmerkingenveld graag vermelden: “kind onvindbaar”. 
Als de screener vermoedt dat een uit de BRP verkregen adres onjuist is, dan meldt de screener dit aan het RIVM-DVP-regiokantoor. Het regiokantoor informeert daarop de gemeente.

Kind verblijft niet op het BRP-adres maar op een bekend ander adres

Soms verblijft een kind kort na de geboorte niet op het uit de BRP verkregen adres, maar is bij de screeningsorganisatie bekend op welk ander adres het kind wel verblijft. De screener wordt dan verzocht om op dit niet-BRP-adres de hielprik af te nemen. Graag wordt het RIVM-DVP-regiokantoor hierover geïnformeerd. De screener vermeldt dan het andere, niet-BRP-adres in het opmerkingenveld van de hielprikkaart.

Geboorte in het buitenland

Voor kinderen van Nederlandse ouders woonachtig in het buitenland bestaat een regeling om ook hen aan de neonatale screening te laten deelnemen. De huisarts in Nederland of de ouders kunnen daartoe contact opnemen met het RIVM-DVP-regiokantoor West (zie hier voor een overzicht van de adressen). Dit RIVM-DVP-regiokantoor stuurt dan twee hielpriksets en lancetten tezamen met instructies over de wijze van bloedafname naar de ouders. 
Indien er tijdens de de zwangerschap verhuisd wordt vanuit Nederland naar een van de andere West-Europese landen, wordt zo mogelijk een Nederlandse hielprikset alvast meegegeven.

Tijdelijke ziekenhuisopname in het buitenland

Als gedurende een tijdelijke opname in een buitenlands ziekenhuis reeds een hielprik is afgenomen, wordt in Nederland opnieuw de hielprik aangeboden als het kind nog geen zes maanden oud is. Meer informatie over screening bij kinderen in het buitenland.