U vindt hier informatie over de rol van screeners bij de neonatale hielprikscreening.

De hielprik wordt uitgevoerd door een JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg )-medewerker of medewerker van het ziekenhuis. Een JGZ-organisatie kan de uitvoering van de hielprik uitbesteed hebben aan verloskundigen. Een enkele JGZ-organisatie heeft de uitvoering van de hielprik uitbesteed aan een kraamzorgorganisatie. 
De hielprik is conform de Wet BIG Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg ) een voorbehouden handeling (zie ook wet- en regelgeving). 
De afname van de hielprik vindt bij ongeveer 90 procent van de pasgeborenen in de thuissituatie plaats. Bij ongeveer 10 procent van de pasgeborenen vindt de afname van de hielprik in het ziekenhuis plaats.

Verantwoordelijkheden

De screener is verantwoordelijk voor:

  • het afleggen van een huisbezoek aan het gezin, ook als sprake is van nieuwkomers/vestigers met een pasgeborene;
  • het navragen of de ouders informatie over de hielprikscreening hebben ontvangen en of ze vragen hebben. Als de ouders de folder Hielprik en gehoortest bij pasgeborenen niet hebben ontvangen, dan alsnog de folder aan de ouders overhandigen, met een toelichting op de belangrijkste punten;
  • het vragen om toestemming van de ouders voor de uitvoering van de hielprikscreening;
  • het vragen of ouders toestemming geven voor het bewaren en gebruiken van overgebleven hielprikbloed en hielprikgegevens voor wetenschappelijk onderzoek om de hielprikscreening te verbeteren;
  • het vragen of ouders geïnformeerd willen worden als blijkt dat hun kind drager is van sikkelcelziekte; 
  • het volledig en juist invullen van de hielprikkaart;
  • het vragen aan de ouders of ze het hielprikkaartnummer/setnummer (te vinden op de hielprikenvelop) ten minste 1 jaar willen bewaren.
  • het tijdig uitvoeren van de hielprik, de zo nodig herhaalde eerste hielprik en eventueel een tweede hielprik;
  • het tijdig verzenden van de hielprikkaart;
  • als de screener het gezin niet op het BRP Basis Registratie Personen (Basis Registratie Personen )-adres aantreft en onbekend is waar het kind wel verbijft: De screener laat een brief of kaartje achter met de contactgegevens van de organisatie en zo nodig (voor anderstaligen) een link naar www.pns.nl/birth, en tevens de gedrukte folder Hielprik en gehoortest bij pasgeborenen. De screener bezoekt daarna het adres nog een keer, op een andere dag, en neemt indien mogelijk de hielprik af;
  • als het kind na twee huisbezoeken op het BRP-adres onvindbaar blijkt: De screener noteert naam, BRP-adres en woonplaats van het kind op de hielprikkaart. De screener vermeldt verder in het opmerkingenveld: “kind onvindbaar”, en stuurt daarna de hielprikkaart naar het screeningslaboratorium;
  • als het gezin niet op het BRP-adres aanwezig is, maar bij de screeningsorganisatie wel bekend is op welk ander adres het kind verblijft, en dit adres valt binnen het werkgebied van de screeningsorganisatie: De screener neemt de hielprik af op het andere adres. De screener noteert het BRP-adres op de gebruikelijke plek op de hielprikkaart. Het verblijfadres noteert de screener in het opmerkingenveld op de hielprikkaart;
  • als het gezin niet op het BRP-adres aanwezig is, maar bij de screeningsorganisatie wel bekend is op welk ander adres het kind verblijft, en dit adres valt buiten het werkgebied van de screeningsorganisatie: De screener laat een briefje achter op het BRP-adres, met het verzoek aan de ouders om zelf contact op te nemen met de screeningsorganisatie behorende bij het verblijfadres. De screener hoeft niet zelf de andere screeningsorganisatie te benaderen;
  • als een screener de hielprik afneemt bij een kind dat verblijft op een adres binnen het werkgebied van de screeningsorganisatie deze screener, terwijl het kind een BRP-adres heeft buiten het werkgebied: De screener neemt op dit verblijfadres de hielprik af. De screener noteert het BRP-adres op de gebruikelijke plek op de hielprikkaart, en noteert in het opmerkingenveld het verblijfadres.

Kwaliteitseisen

De screener is in het bezit van een geldige bekwaamheidsverklaring. Er worden eisen gesteld aan de bijscholing van screeners om te borgen dat zij in staat zijn en blijven om, na het volgen van de specifieke training voor NHS neonatale hielprikscreening (neonatale hielprikscreening )-screener, de screening kwalitatief goed te kunnen uitvoeren en om ouders adequaat te kunnen informeren en hun vragen op passende wijze te kunnen beantwoorden. Onder rol-ketenpartner/JGZ-organisatie/scholing staat beschreven welke vooropleidingseisen gelden voor screeners. 

Eisen rond bijscholing

  • De screener is aantoonbaar op de hoogte van relevante ontwikkelingen met betrekking tot de hielprikscreening en het draaiboek neonatale hielprikscreening van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), voor zover relevant voor de uitvoering van haar/zijn taken.
  • De screener neemt aantoonbaar deel aan de deskundigheidsbevorderende activiteiten gericht op de hielprikscreening. 
  • De screener heeft de e-learning ‘neonatale hielprikscreening’ doorlopen en het certificaat behaald. Bij substantiële wijzigingen in de e-learning doorloopt de screener deze opnieuw. De e-learning ‘neonatale hielprikscreening voor screeners’ is beschikbaar via de knop Bijscholing boven aan deze pagina.

Eisen rond praktijkuitoefening

  • De screener voert de hielprik uit, volgens geldende landelijke standaarden, protocollen en werkinstructies. Zie ook onder Uitvoering hielprik
  • De screener zorgt  voor een tijdige uitvoering van de hielprik (binnen een ontvangen planning).
  • De screener houdt zich wat betreft algemene hygiënerichtlijnen aan de afspraken van de eigen organisatie. 
  • De screener is aantoonbaar op de hoogte van de inhoud van de twee folders (folder 'Zwanger!' en 'Hielprik en gehoortest bij pasgeborenen') die de ouders hebben gekregen. 
  • De screener zorgt ervoor dat de hielprikkaarten zo volledig mogelijk zijn ingevuld. Als kwaliteitsindicator hierbij wordt gebruikt dat niet meer dan één procent van de hielprikkaarten onvolledig is ingevuld. 
  • De screener zorgt ervoor dat de hielprikkaarten op de dag dat de hielprik is uitgevoerd voor de laatste buslichting van die dag in de brievenbus van PostNL zijn gedaan conform de werkinstructies (zie Uitvoering hielprik/versturen hielprikkaarten). Tijdens weekenden en feestdagen volgt de screener de daarvoor aangepaste werkinstructies.
  • Maximaal 1 procent van de hielprikkaarten van een screener bevat onvoldoende bruikbaar bloed.

Als de screener ook de neonatale gehoorscreening uitvoert, moet zij ook voldoen aan de kwaliteitseisen van de OAE Oto-akoestische emissies (Oto-akoestische emissies ) -screener zoals die zijn opgenomen in het Draaiboek neonatale gehoorscreening.

Opdracht tot uitvoering hielprik

De opdracht voor de uitvoering van de hielprik wordt gegeven door de medisch adviseur van het RIVM-DVP Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s ) aan de JGZ-organisatie die zorg gaat bieden aan het pasgeboren kind. De hielprik is een voorbehouden handeling. Meer informatie hierover staat beschreven onder wet- en regelgeving.

De afspraken hierover zijn vastgelegd in een contract tussen het RIVM-DVP en de JGZ-organisatie waaraan de screener is verbonden.

De planning

De screener ontvangt de opdracht van het RIVM-DVP.

De screener plant het bezoek voor de hielprik zo spoedig mogelijk na 72 uur na de geboorte. Lees meer over tijdigheid via Uitvoering hielprik/Tijdigheid.

In de praktijk verzorgt vaak de JGZ-organisatie of het ziekenhuis waaraan de screener verbonden is, de planning. Van deze organisatie ontvangt de screener ook de hielprikset en lancet.