Informatie over de te verrichten handelingen bij het afnemen van de hielprik.
Voorbereiding
De hielprik wordt verricht aan de voetzoolzijde van de hiel, langs de binnen- of buitenzijde. Zorg dat het voetje goed warm is. Een warmer voetje heeft een betere doorbloeding en dat geeft een betere kwaliteit van de bloedafname. Laat het kind dicht tegen de ouder aanliggen om zo het voetje warm te maken en te houden. Wanneer het voetje niet warm is, dan mag je met een handwarm vochtig washandje het voetje opwarmen. Wanneer je zelf warme handen hebt dan kun je ook met je handen het voetje warm maken.
Let op! Pas op voor verbranding van de huid! De huid van een pasgeborene is dun en kwetsbaar en verbrandt veel sneller dan de huid van een volwassene. Warm het washandje niet in een magnetron! Dompel het voetje niet in een warm badje en houd het niet onder een stromende kraan. Het verwarmen van het hieltje is de verantwoordelijkheid van de screener.
De beste positie van het kind tijdens de hielprik is liggend met de buikzijde over een schouder van een ouder/verzorger. Deze houding bevordert de doorstroming in de hiel en biedt veiligheid tijdens de hielprik.
Als de hielprik buiten het ziekenhuis plaatsvindt (bijvoorbeeld thuis), dan is ontsmetting van de hiel niet nodig. Als de hielprik plaatsvindt in het ziekenhuis, wordt de plaats waar de hielprik zal worden verricht schoon gemaakt met een ontsmettingsdoekje en vervolgens aan de lucht gedroogd. De bloedafname wordt verricht met de bijgeleverde hielpriklancet.
De screener draagt niet-steriele, poedervrije handschoenen om de kans te verkleinen dat micro-organismen op de handen van de screener worden overgedragen naar het kind, of micro-organismen op de huid van het kind worden overgedragen naar de screener en via de screener worden overgebracht van het ene kind naar het andere kind.
Daarnaast beschermen handschoenen de screener tegen contact met bloed van het kind. Handschoenen kunnen bloedcontact ten gevolgen van prikaccidenten niet voorkomen maar vormen wel een barrière waardoor de besmettingskans wordt verkleind. Zie hiervoor het protocol Prikaccidenten van de eigen organisatie.
Raak het filtreerpapier niet met de handen aan. Handcrèmes of desinfecterende gels kunnen de bloedanalyse verstoren. Zorg ervoor dat water, zeep, voeding of andere materialen niet in contact komen met het filtreerpapier. Het filtreerpapier mag ook niet in contact komen met de huid van het kind.
De bloedafname
Kies de juiste incisieplaats. Let op: Alleen in het donkere gedeelte.
De hielpriklancet heeft een veiligheidspal, die voorafgaand aan de bloedafname verwijderd moet worden! Let op dat je niet nu al de lancet activeert! Het verwijderen van de veiligheidspal kan op 2 manieren:
- met één hand: door de veiligheidspal van je af te duwen;
- met twee handen: door de veiligheidspal te draaien, waardoor de pal afbreekt (zie onderstaande afbeeldingen).
Plaats de hielpriklancet op de hiel met de hendel van je af en met het pijltje op de lancet op de plaats van de bloedafname.
Zorg voor voldoende druk op de huid voor optimaal contact tussen de huid en de hielpriklancet.
De lancet wordt geactiveerd door de hendel met je wijsvinger naar je toe te trekken.
Door het activeren van de lancet wordt het sneetje voor de bloedafname gemaakt (zie onderstaande afbeelding).
Na activatie wordt het mesje automatisch en permanent beschermd. Ook de hendel blijft ingedrukt. Beweeg de huid van het voetje zodat het sneetje zich opent.
Voorkom onnodig stuwen! Melken of knijpen kan leiden tot bloedafbraak en tot het vermengen met andere weefselvloeistoffen. Dit kan het bloedonderzoek verstoren.
Vul alle zes rondjes op het filtreerpapier aan de voorzijde geheel met bloed. Doe dit zoveel mogelijk met één druppel bloed per rondje. Breng hierbij het filtreerpapier met de bloeddruppel in aanraking. Laat het papier de huid van het kind niet aanraken. (Gebruikte) huidverzorgingsproducten kunnen de bloedanalyse verstoren.
Voldoende
Controleer aan de achterzijde of de rondjes goed zijn gevuld. Bij voldoende bloedafname zijn de rondjes aan de achterzijde even groot als aan de voorzijde. Alleen bij voldoende vulling kan een betrouwbare laboratoriumbepaling verricht worden. De rondjes mogen nooit aan de achterzijde, noch aan de voorzijde bijgevuld worden (dus geen ‘bloed over bloed’). Dit kan namelijk leiden tot onjuiste uitslagen. Het is wel toegestaan bloed op te vangen naast de gemarkeerde rondjes.
Als er te weinig bloed komt, prik dan in overleg met de ouders opnieuw. Gebruik hierbij geen eerdere prikplaatsen, maar prik aan de andere zijde van het voetje of in het andere voetje. Vul met het bloed het volgende rondje. Vul het rondje waar te weinig bloed in zit niet bij!
Afronding
- Plak de bijgeleverde pleister zo over het wondje dat de incisie zich goed sluit.
- Attendeer ouders erop dat de pleister uiterlijk aan het einde van de dag verwijderd moet worden.
- Ruim het gebruikte materiaal op conform de richtlijnen van uw instelling.
- Laat het hielprikmonster aan de lucht drogen. Gebruik hierbij geen warmtebronnen, dus geen verwarming, magnetron/oven of föhn.
- Vermeld op de witte buitenenvelop van de hielprikset de persoonsgegevens van het kind en de datum waarop de hielprik is afgenomen. Vraag de ouders om het setnummer van de hielprikkaart, dat is geprint op deze witte envelop, één jaar te bewaren. Mochten ouders contact willen opnemen met het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-DVP (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s ) regiokantoor over de hielprik van hun kind, dan is dit hielprikkaartnummer nodig ter controle.
Belangrijk
- Het gebruik van bloeddoorstroming bevorderende of pijnstillende pasta’s (bijvoorbeeld Emla-zalf) of crèmes om druppelvorming te vergemakkelijken (bijvoorbeeld Hemade of Vaseline) is niet toegestaan vanwege mogelijke invloeden op de laboratoriumanalyses. Zo is bijvoorbeeld bekend dat Emla de bepaling van acylcarnitines (MCADD (Medium-chain acyl CoA dehydrogenase deficiëntie )) met behulp van de tandemmassaspectrometer verstoort.
- Het gebruik van capillairen (bloedafnamebuizen) is niet toegestaan, omdat met capillairen verkregen hielprikbloed andere analyse-uitslagen kunnen opleveren. Bij zogenaamde ‘plain-capillairen’ kan stolling optreden waardoor het bloed niet gelijkmatig op het filtreerpapier van de hielprikkaart komt. Andere capillairen bevatten vaak antistolling. In beide gevallen kan het de bloedanalyses verstoren waardoor fout-negatieve of fout-positieve uitslagen kunnen worden verkregen.
- Voor informatie over bijzondere situaties, bijvoorbeeld zieke kinderen of prematuren, ga naar de pagina Bijzondere situaties.