Informatie over de uitvoering van de hielprikscreening indien er sprake is van bloed(wissel)transfusie.
Direct naar:
- Beleid bij (bloedwissel)transfusie
- Toedienen bloedproduct binnen 72 uur na de geboorte
- Procedure bij hielprikafname na een bloed(wissel)transfusie
- Instructie hielprikscreener bij het invullen van de hielprikkaart
- Instructie medewerker RIVM-DVP
- Bloedproducten: gebruikte begrippen
- Interval tussen de bloedtransfusie en de hielprik
Beleid bij bloed(wissel)transfusie
Algemene regels
- Indien een pasgeborene een bloed(wissel)transfusie heeft gehad dan moet minimaal 24 uur gewacht worden alvorens de hielprik af te nemen. Bloedproducten kunnen een foutieve uitslag van het screeningsonderzoek geven.
- Een bloedtransfusie bij de moeder heeft geen invloed op de hielprik bij het kind.
- Normaliter wordt de hielprik zo spoedig mogelijk na 72 uur na de geboorte afgenomen. In uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld wanneer het kind een bloedtransfusie moet krijgen) mag de hielprik al na 48 uur na de geboorte afgenomen worden. Op het setje moet dan vermeld worden: ‘Eerder geprikt in verband met bloed(wissel)transfusie’. De hielprik vindt dan plaats voorafgaande aan de transfusie. Wanneer de hielprik toch binnen 48 uur wordt afgenomen, dan moet de hielprik worden herhaald vanaf 48 uur na de geboorte, minimaal 24 uur na een bloedtransfusie. Afwijkende uitslagen in de te vroeg afgenomen hielprik worden opgevolgd.
- Wanneer een hielprik is verricht binnen 24 uur na een bloed(wissel)transfusie dan moet een herhaalde eerste hielprik verricht worden 24 uur na het einde van de laatste bloedtransfusie. Wanneer er een bloedtransfusie is toegediend met erytrocyten dan moet na 91 dagen een herhaalde eerste hielprik voor hemoglobinopathie
(HbP (Sikkelcelziekte )) afgenomen worden.
Toelichting
Aan de neonaat kan een aantal bloedproducten intraveneus worden toegediend: erytrocytenconcentraat (packed cells), trombocytenconcentraat of plasma (FFP). Deze korthoudbare bloedproducten bevatten een kleine hoeveelheid plasma. Het donorplasma kan zorgen voor fout-negatieve uitslagen omdat componenten uit dit donorplasma een afwijkende waarde bij het kind kunnen maskeren. Daarom geldt voor alle kort houdbare bloedproducten een minimum interval van 24 uur tussen het einde van de laatste transfusie en de hielprik.
Verder is van belang dat indien de hielprik heeft plaatsgevonden ná een erytrocytentransfusie, een herhaalde eerste hielprik voor HbP nodig is, namelijk 3 maanden (91 dagen) na de laatste transfusie. Bij de analyse op HbP wordt immers gekeken naar hemoglobine, afkomstig uit de erytrocyten (rode bloedcellen). Na 3 maanden is geen verstorend effect meer te verwachten van de donor- erytrocyten.
Toedienen bloedproduct binnen 72 uur na de geboorte
Wanneer een kind binnen 72 uur na de geboorte een bloedproduct nodig heeft dan gelden de volgende regels:
- Leeftijd kind ≥ 48 uur: Als de transfusie later dan 48 uur na de geboorte kan plaatsvinden, dient eerst de hielprik verricht te worden, alvorens de transfusie wordt toegediend.
- Leeftijd kind < 48 uur: Als een transfusie moet plaatsvinden binnen 48 uur na de geboorte dient de hielprik te worden uitgesteld tot tenminste 24 uur na de transfusie.
Procedure bij hielprikafname na een bloed(wissel)transfusie
- Bij een hielprikafname binnen 24 uur na een bloed(wissel)transfusie wordt de hielprikset wel geanalyseerd waarbij ‘negatieve’ uitslagen als ‘niet classificeerbaar’ worden beschouwd.
Er wordt een herhaalde hielprik gepland, minimaal 24 uur na de bloed(wissel)transfusie.
Uitzondering: Een negatieve uitslag voor SCID (Severe combined immunodeficiency ) is wel classificeerbaar. - Wanneer in een hielprikset bij een hielprikafname binnen 24 uur na een bloed(wissel)transfusie voor een aandoening een afwijkende uitslag is gevonden, dan wordt het kind verwezen.
Uitgangspunt hierbij is dat een bloed(wissel)transfusie niet leidt tot fout-positieve uitslagen.
Uitzondering 1: Een afwijkende uitslag voor SCID wordt als ‘niet classificeerbaar’ beschouwd.
Er wordt een herhaalde eerste hielprik gepland.
Uitzondering 2: Na een bloed(wissel)transfusie met erytrocyten is de uitslag dragerschap SZ (Sikkelcelziekte ) niet classificeerbaar. Voor een definitieve uitslag HbP wordt een HEH (Herhaalde Eerste Hielprik ) na 3 mnd (91 dagen) gepland. - Bij een niet-conclusieve uitslag bij een hielprikafname binnen 24 uur na een bloed(wissel)transfusie volgt voor die aandoening een tweede hielprik.
- Indien het interval tussen de bloed(wissel)transfusie en de hielprik >24 uur is, dan worden alle aandoeningen in de hielprik geclassificeerd (zowel negatief als afwijkend).
Uitzondering: Na een bloed(wissel)transfusie met erytrocyten is de uitslag dragerschap SZ en een negatieve uitslag voor HbP niet classificeerbaar. Voor een definitieve uitslag HbP wordt een HEH na 3 mnd (91 dagen) gepland.
Instructie hielprikscreener bij het invullen van de hielprikkaart
- Noteer altijd datum en tijdstip van de hielprikafname.
- Vul het gedeelte van de bloedtransfusie in.
- Noteer datum en eindtijdstip van de laatste transfusie.
- Noteer het type transfusie: erytrocyten, plasma of trombocyten (bij uitvoering van de hielprik in het ziekenhuis).
Instructie medewerker RIVM-DVP
- Wanneer een hielprik heeft plaatsgevonden binnen 24 uur na een bloedtransfusie (erytrocyten, plasma of trombocyten) dan zal een opdracht voor een herhaalde hielprik ná 24 uur na de bloedtransfusie worden aangemaakt. In het geval van een bloedtransfusie met rode bloedcellen wordt tevens een herhaalde eerste hielprik na 91 dagen gepland.
- Wanneer een hielprik heeft plaatsgevonden na 24 uur na een bloedtransfusie dan zal na een transfusie met rode bloedcellen een opdracht voor een herhaalde eerste hielprik 91 dagen na de laatste bloedtransfusie worden aangemaakt.
- Afhankelijk van het gegeven bloedproduct is een herhaalde eerste hielprik na 91 dagen al dan niet nodig.
- Na een bloedtransfusie registreert de RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-DVP (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s )-medewerker welk bloedproduct is gegeven (staat op de hielprikkaart of wordt door de RIVM-DVP-medewerker nagevraagd bij het ziekenhuis).
- Wanneer het kind een bloedtransfusie met erytrocyten heeft ontvangen dan wordt een herhaalde eerste hielprik na 91 dagen aangeboden. De indicator bloedtransfusie blijft op ‘ja‘ staan.
- Wanneer het kind alleen trombocyten of bloedplasma heeft gekregen dan is een herhaalde eerste hielprik na 91 dagen niet nodig. In overleg met de medisch adviseur wordt in deze situatie de indicator bloedtransfusie op ‘nee’ gezet. Er wordt geen opdracht tot een herhaalde eerste hielprik na 91 dagen aangemaakt.
Bloedproducten: gebruikte begrippen bij transfusie en consequentie voor de hielprik
- Erytrocytentransfusie (packed cells): toedienen van rode bloedcellen.
- Wisseltransfusie: het grootste gedeelte van het circulerend bloed wordt vervangen door donorerytrocyten.
- ECMO: Extra Corporele Membraan Oxygenatie (‘hart-long machine’). Tijdens ECMO worden altijd kort houdbare bloedproducten gegeven.
- IUT: Intra Uteriene Transfusie (toediening van donorerytrocyten in de baarmoeder)
- Plasma (fresh frozen plasma): toedienen van donorplasma.
- Trombocytentransfusie: toedienen van donortrombocyten.
Bij situatie 1 tot en met 4:
- Hanteer minimaal een 24- uurs interval tussen het einde van de laatste transfusie en de hielprik.
- Er volgt een aanbod herhaalde hielprik voor HbP-onderzoek 91 dagen na de laatste transfusie.
Bij situatie 5 en 6:
- Hanteer minimaal een 24-uurs interval tussen het einde van de laatste transfusie en de hielprik.
Bloedtransfusie met: |
hielprik na 24 uur |
hielprik |
---|---|---|
Erytrocyten (packed cells) |
Ja |
Ja |
Erytrocyten wisseltransfusie |
Ja |
Ja |
Erytrocyten ECMO |
Ja |
Ja |
Erytrocyten intra-uteriene transfusie (IUT) |
N.v.t. | Ja |
Plasma (FFP) |
Ja |
Nee |
Trombocyten |
Ja |
Nee |